Een pendeltraject maakt het mogelijk om een trein (maar ook
een treinstel ...) op een vast traject heen en weer te laten rijden.
Hiervoor moet het Central Station echter wel weten wanneer de trein in
het station binnenkomt. Om dat te bereiken worden beide eindpunten met
een Terugmelddecoder s 88 uitgerust. Deze geeft de noodzakelijke
informatie door aan het Central Station.
Naast de een s 88 -contact aan het begin van het pendeltraject, kunnen
ook contacten voor het eind alsmede voor tussenstops aangegeven worden.
Daarbij dient er op gelet te worden dat een begin-
of een eindcontact altijd het omkeren
van de rijrichting tot gevolg heeft, terwijl een trein op
een tussencontact stopt en na een ingestelde pauze weer in dezelfde
rijrichting doorrijdt.
Indien één of meerdere contacten aan het begin,
er tussen in of aan het einde niet nodig zijn, dan kan daar gewoon
“0" ingevoerd worden.
Aanmaken
Om een pendeltraject aan te maken moeten de s 88 contacten, de
rijsnelheid en de wachttijd ingesteld worden. Met de linkertoets in de
onderste rand van het venster kan ingesteld worden of alleen aangemaakt
wordt of ook geactiveerd moet worden. Om een pendeltraject te
deactiveren hoeft het traject niet te worden gewist.
De toets geeft daarnaast informatie over de status van het
pendeltraject:
Er is nog
geen pendeltraject aangemaakt.
Er is een
pendeltraject aangemaakt en actief.
Er is een
pendeltraject aangemaakt maar is niet actief.
Het bedrijf
Na het afsluiten en opnieuw opstarten van het Central Station kan het
voorkomen dat de locomotieven in een pendeltreintraject zich niet
gedragen zoals verwacht mag worden. Om dit te verhinderen is het aan te
bevelen om, voor het uitschakelen, de pendeltrein op het traject
handmatig tot stilstand te brengen en na het opstarten van het Central
Station weer handmatig te laten optrekken.